De klasse van uitzending wordt aangegeven met drie symbolen die staan voor de wijze van moduleren, het modulerende signaal en de soort uitgezonden informatie.
Veel voorkomende klasse van uitzending zijn:
A1A = gewone CW aan/uit sleutelen van de draaggolf met morse
F2A = morse-uitzending in FM met een toon
A3E = Telefonie (spraak) in AM
F3E = Telefonie (spraak) in FM
J3E = Telefonie (spraak) in SSB
Eerste symbool, de wijze van moduleren
N = ongemoduleerde draaggolf
A = dubbelzijband
B = onafhankelijke zijbanden
H = enkelzijband, volledige draaggolf
R = enkelzijband, gereduceerde of variabele draaggolf
J = enkelzijband, onderdrukte draaggolf
C = restzijband, rudimentaire zijband
F = frequentiemodulatie
G = fasemodulatie
D = zowel amplitude- als frequentie- of fasegemoduleerd
P = ongemoduleerde pulstrein
K = amplitudegemoduleerde pulstrein
L = in lengte of duur (?) gemoduleerde pulstrein
M = in positie of fase gemoduleerde pulstrein
Q = pulstrein waarbij de draaggolf frequentie- of fasegemoduleerd is tijdens pulstijd
V = pulstrein gemoduleerd met een combinatie van methoden
W = gevallen die door N t/m V niet worden gedekt
X = gevallen waarin niet is voorzien
Tweede symbool, het type modulerende signaal (type 4, 5 en 6 worden niet gebruikt)
0 = geem modulatie aanwezig
1 = en kanaal met niet-analoge informatie, zonder modulerende hulpdraaggolf
2 = en kanaal met niet-analoge informatie, met modulerende hulpdraaggolf
3 = en kanaal met analoge informatie
7 = twee of meer kanalen met niet-analoge informatie
8 = twee of meer kanalen met analoge informatie
9 = tegelijk en of meer kanalen met niet-analoge informatie en en of meer kanalen met analoge informatie
X = gevallen waarin niet is voorzien
Derde symbool, de soort uitgezonden informatie.
N = geen informatie
A = Morse-telegrafie, op het gehoor op te nemen
B = Morse-telegrafie bestemd voor automatische ontvangst
C = facsimile
D = datatransmissie
E = telefonie
F = televisie
W = combinatie van bovenstaande
X = gevallen waarin niet is voorzien